Programma

Lees onze standpunten terug in het Verkiezingsprogramma 2014-2019 van ikkiesvooreerlijk.eu


Programma-voorstellen

De hier volgende tekst is grotendeels afkomstig uit een manifest geschreven rond de jaren 2009-2011 als achtergronddocument voor de conferentie Fair & Green Deal gehouden op 21 januari 2010 in Tilburg,

zie • http://www.platformdse.org/, een manifest dat zelf weer steunt op veler andere inbrengen voor een betere toekomst

EEN MENSWAARDIG BESTAAN VOOR IEDEREEN, NU EN LATER

 Het goede nieuws is dat de aarde nog genoeg biedt voor een menswaardig bestaan voor iedereen. Wij zullen er met zijn allen op vooruitgaan als we het roer op een geordende en gezamenlijk geplande manier omgooien. Rijke bewoners zullen wat materiële welvaart  moeten inleveren en net als armere inwoners krijgen ze terug dat hun gezondheid, de sociale verhoudingen in de samenleving, en de kwaliteit van de natuur erop vooruit gaan, en dat allerlei belangrijke voorzieningen beter worden geregeld: voor iedereen zal hun kwaliteit van leven er per saldo op vooruitgaan. Daarbij laten we dan ook nog genoeg over voor de generaties na ons en voor andere levende wezens. We willen ook de reeds  opgelopen schade, in ieder geval gedeeltelijk, herstellen.

Onze economie wordt niet langer gericht op ongebreidelde materiële groei, maar op het voorzien in mogelijkheden voor een menswaardig bestaan, rekening houdend met voldoende ruimte voor de natuur. We zetten de beschikbare technologie in voor mondiale duurzaamheid en rechtvaardigheid. Menselijke arbeid krijgt weer een zinvolle plek in het dagelijks bestaan. Deze nieuwe, ‘ontspannen’ economie zal zorgen voor grotere culturele rijkdom: grote economische spelers met hun verschralende aanbod van producten, zullen ruimte moeten inleveren ten gunste van meer kwaliteit en diversiteit. Niet alleen ‘groen’, maar ook ‘eerlijk’, moeilijker gezegd: sociaal en ecologisch verantwoord.

EEN WERVEND PERSPECTIEF

 Wij zijn ervan overtuigd dat voor het vinden van een goede uitweg uit de gevaarlijke crises die onze beschaving bedreigen er voldoende ideeën en mogelijkheden zijn. Wij willen, met Nederland, voorop lopen in het vinden van die uitweg. Wij willen met onze voorstellen bijdragen aan een duurzame en solidaire economie. Zodat we onze (klein)-kinderen en medemensen ver weg en dichtbij kunnen uitleggen dat we er alles aan gedaan hebben om het tij te keren voor het te laat was.

DE DOELEN DIE WE ONS STELLEN

A.  Het politiek bestuur wordt corruptie-vrij. We richten ons bestuur zo in dat het moeilijker (liefst onmogelijk) wordt om macht die door verkiezing of benoeming in een bestuurlijke functie is verkregen, ten eigen bate te benutten. Dit raakt dus zowel de politiek en de politieke instellingen als het particuliere bedrijfsleven.

Onze aandacht gaat in het bijzonder uit naar de zogenaamde grote corruptie met inbegrip van computermisbruik. Wij realiseren ons dat de roep om ‘meer blauw op straat’ te krijgen, verhindert dat de menskracht met de nodige kennis en ervaring beschikbaar komt die nodig is om het grote machtsmisbruik in de wereldhandel, bedrijven, grondstoffen-exploitatie, bankenwereld, en ICT-verkeer te achterhalen, te beoordelen en zo nodig aan te pakken en te veroordelen. Met opsporing door ‘meer blauw op straat’ alleen redden we dat niet, dan vangen we wel de kleine vissen, niet de grote. Daarom zal nadruk liggen op het voorkomen van ongewenst gedrag. Nederland moet weer een gidsland willen worden. Alle onderzoeksresultaten wijzen immers uit dat corrupt gedrag weliswaar op de korte termijn en voor sommigen winst kan betekenen, maar dat ook voor het bedrijfsleven ‘fair’ gedrag loont. (zie ook www.corruptie.org)

B. Behoud van de draagkracht van de aarde.

De beperkte mondiale gebruiksruimte is er voor allen. Het kan niet anders dan om dat te bereiken dat wij in de rijke landen met ons hoge consumptieniveau, wat zullen moeten inschikken. Alleen dan is een meer rechtvaardige verdeling mogelijk.

Mensen in het Zuiden krijgen ontwikkelingskansen (die ook een deel van die mondiale gebruiksruimte opeisen). Wij nemen onze veranwoordelijkheid voor het behouden blijven, en waar nodig en mogelijk, het herstel van de biodiversiteit en ecosystemen. Dit wordt vertaald in concrete jaarlijks te nemen stappen. Daarbij hoort het beperken van de opwarming van de aarde tot een niveau dat zover mogelijk onder de 2 graden Celsius ligt, gemeten ten opzichte van het pre-industriële niveau.

C. Sociale en economische bestaanszekerheid en ruimte voor ontplooiing, culturele diversiteit en gelijke behandeling, voor iedereen.
Voor het recht op arbeid en goede arbeidsomstandigheden, gaan wij uit van de door de ILO gestelde normen voor arbeid. Dat kan niet zonder daadwerkelijke en voortvarende herverdeling van de wereldwelvaart, inclusief afspraken over het gebruik van natuurlijke hulpbronnen en uitstootrechten. Om daar concreet, per decennium, invulling aan te geven wordt een sterk progressief belastingbeleid gevoerd.

D. Veel efficiënter gebruik van energie en grondstoffen.

Snelle en grootschalige, langlopende investeringen zijn nodig in daadwerkelijk duurzame energiebronnen en productiewijzen, in alle sectoren van de samenleving. Geo-politiek gezien, is voor ons een groot voordeel dat energie gewonnen uit zon, wind en water ons (meer) onafhankelijk maakt van fossiele brandstoffen als olie, gas en kolen die veelal gehaald worden uit politiek instabiele gebieden. Het energiebeleid dient van staatswege sterker Europees te worden aangestuurd.

Maar niet alleen de productie van energie krijgt onze aandacht, minstens zo belangrijk is het beperken van het energiegebruik per eenheid product. Met zuinigheid valt veel te winnen. Energie staat zo centraal in onze staatshuishouding, dat de energie-opwekking en -distributie weer in staatshanden moet komen.

 

EEN BREED SAMENLEVINGSBERAAD

 Met het parlement alleen redden we het niet meer. In theorie kan iedereen kandidaat voor onze vertegenwoordigende vergaderingen (Wijk, Raad, Staten, Parlement en voor het Europese Parlement) worden. Niet alleen voelen velen zich daarin niet vertegenwoordigd, ook in feite is het uitzonderlijk als iemand volksvertegenwoordiger wordt zonder eerst een partijhiërarchie te hebben doorlopen. Ons pogen is in die zin uitzonderlijk.

Voor 12,5 miljoen van onze medeburgers is dat geen optie, de politieke partijen trekken hen niet meer aan als lid. Daarmee vallen zij – een enkele uitzondering daargelaten – meteen weg als mogelijke kandidaten. De feitelijke situatie is trouwens ook, dat de gemiddelde duur van een Kamerlidmaatschap erg kort is geworden. Dat is een vrije keuze van de meest betrokkenen. Ook de partijen zelf streven bij elke verkiezing naar ‘verjonging’ en ‘vervanging’.

Wij willen dit nu tot regel maken. Niemand is langer politiek bestuurder dan één mandaat, een verkiezingsperiode van vier (5 voor het EP) jaar. Opnieuw kandideren is alleen mogelijk na eerst weer een periode in de maatschappij gewerkt te hebben. Dat betekent een verlies aan continuïteit, dat moeten we dan maar aanvaarden. De winst ligt in de veel geringere kans op ongewenste belangenvervlechtingen terwijl er toch veel meer maatschappelijke ervaring in het kamerwerk wordt binnen gebracht. Het betekent wel dat een sterker beroep gedaan moet worden op maatschappelijk uiterst capabele en ervaren kandidaten om volksvertegenwoordiger te willen worden. Het betekent ook dat zij veel zwaarder moeten worden ondersteund, en vermoedelijk ook dat hun werkwijze zich aan die situaties zal moeten gaan aanpassen.

Het is dus aanbevelenswaardig nu eerst een Kamercommissie op deze ingrijpende verandering te laten studeren. Niet om te bekijken of en wanneer die verandering er moet komen, maar wel hoe dat moet worden gedaan.

Opiniepeilingen en andere bevolkingsonderzoekingen pogen al vast te stellen wat alle inwoners van Nederland, of wat bepaalde groepen van inwoners wenselijk achten voor hun leven en werken, voor hun bestaan vandaag de dag, en voor hun toekomst.

Wij stellen voor dat meer structureel en met meer algemene geldingskracht aan zulk onderzoek gewerkt wordt en dat dit dan invloed heeft op de politieke bestuursbesluitvorming en -praktijk. In lijn hiermee worden meer volksraadplegingen (referenda) gehouden om te peilen, of zelfs om te beslissen, wat gedaan dient te worden. Ook de door ons hiervoor reeds geformuleerde doelen worden daarom ingebracht in een breed Samenlevingsberaad voor Duurzame en Solidaire Ontwikkeling. Aan zulk beraad nemen de overheid, het bedrijfsleven, de vakbeweging en een brede vertegenwoordiging vanuit alle maatschappelijke geledingen en groeperingen deel. Gezamenlijk wordt dan gewerkt aan een strategie van doelstellingen met een erbij passende uitvoerings-kalender waarover de volksvertegenwoordigers zich vervolgens kunnen uitspreken. Mogelijk zal zulk een Beraad periodiek herhaald moeten worden. We kiezen dan dus voor een meer directe als representatieve democratie, moderne communicatievormen kunnen ons hierbij helpen.


Concrete Voorstellen

Gezien de snelle ontwikkelingen die in onze maatschappij voortdurend plaats vinden is het onmogelijk geworden om per detail in verkiezingsprogramma’s aan te geven wat gekozen leden in een volksvertegenwoordiging geacht worden te gaan doen.

Richtinggevend en inspirerend geven we daarom hier alleen een aantal voorstellen als voorbeeld.

1. Economische sturingsinstrumenten

Om een ombouw in de richting van duurzaamheid en solidariteit te bewerkstelligen, zullen we over voldoende instrumenten moeten beschikken die ervoor zorgen dat de economie blijvend in die richting wordt gestuurd. Dan hebben we het over een beleid van passende belastingen, stimulansen en ontmoedigingen, quoteringen, monitoring en voorlichting, gericht op een verschuiving van materiële naar immateriële consumptie, verbetering van de mondiale Ecologische Voetafdruk en een eerlijker verdeling onder alle burgers. De Noordelijke landen dragen hiervoor de eerste verantwoordelijkheid, vanwege hun opgebouwde ‘ecologische schuld’, hun grote technologische mogelijkheden en hun grote economische kracht en handelsoverschot.

Een passend stelsel van sturingsinstrumenten omvat:

A. Hervorming van het systeem van belastingen, zoals:

• zowel in nationaal als Europees verband verschuift de belastingheffing drastisch van belasting op arbeid naar een belasting op alle aan de natuur onttrokken waarden (BOW). De EU beveelt dit zelfs al aan in de ‘country specific recommendations’ van 29 mei 2013: ‘verschuif belastingen van arbeid naar grondstoffen’, en even verder krijgt Nederland het advies: ‘de beperking van negatieve arbeidsprikkels voort te zetten’, dat is Eurospeak om te zeggen dat ons fiscale systeem het voor bedrijven nog steeds niet aanlokkelijk maakt om mensen in dienst te nemen; de verschuiving kan worden ingeleid met bijvoorbeeld de invoering van een footprinttax en een koolstofheffing;

• in dit kader past ook een btw-verlaging voor duurzamer voortgebrachte goederen en diensten;

• beëindiging in Nederland van brievenbusfaciliteiten en belastingparadijsprikkels, en andere faciliteiten voor transnationale belastingontwijking;

• rechtvaardiger verdeling van inkomens door hogere inkomens zwaarder te belasten; op termijn op mondiale schaal doorgevoerd;

• belastingen op het mondiale kapitaalverkeer (zoals de Tobintax) en andere vormen van wereldwijde belastingheffing, waarmee de middelen voor het uitvoeren van mondiale programma’s voor armoedebestrijding en milieubehoud worden verruimd;

• voorstellen om te komen tot een Global Tax Authority in VNverband.

 

B. Internationale, nationale en regionale quotering en stringente verbodsbepalingen

Dit kan dienen als ondersteuning van de belastingverschuivingen onder A. Deze quotering en verbodsbepalingen kunnen specifiek worden gericht op:

• snelle verlaging van de uitstoot van CO2;

• rechtvaardige verdeling van de natuurlijke hulpbronnen (fossiele brandstoffen, tropisch hout, visgronden, niet-hernieuwbare grondstoffen);

• beëindiging van de teruggang in en waar mogelijk herstel van biodiversiteit;

• ontzien van kleine boeren en vissers en traditionele producenten die leven van het verzamelen van bosproducten en dergelijke;

• bescherming van arbeidsrechten en rechtvaardige arbeidsomstandigheden.

 

C. Faciliteren en subsidiëren van een duurzame ontwikkeling

Zowel nationale als lokale overheden kunnen investeringen stimuleren in duurzame projectontwikkeling, lokale groene energieproductie, energiebesparing en verduurzaming van de regionale landbouw. Deze stimulering kan de vorm aannemen van subsidies maar ook van het verstrekken van leningen tegen een lagere rente. Daarnaast kan de overheid door beter op elkaar afgestemde procedures duurzame investeringen faciliteren.

 

D. ‘De vervuiler betaalt’ ten behoeve van eerlijke concurrentie en een ‘eerlijk speelveld’

Dit zou zowel nationaal als internationaal moeten gelden, zowel voor milieuvervuiling als voor overtreding van ILO-richtlijnen en sociaaleconomische mensenrechten.

Een feed-in-systeem voor duurzame energie, naar Duits voorbeeld, is een bescheiden begin. Ook in de landbouw en voor mobiliteit kan het principe van ‘de vervuiler betaalt’ ingevoerd worden. Regionale productieketens krijgen zo een faire kans.

 

E. Labels, keurmerken en mobilisatie van consumentenmacht

Bedrijven, overheden, maatschappelijke organisaties én individuele burgers/consumenten kunnen elkaar op een eerlijke en duurzame koers brengen en houden met behulp van labels en keurmerken. Met een toegankelijk systeem op basis van input/ feedback van bedrijven, maatschappelijke organisaties en burgers/consumenten kunnen voor elke sector en productgroep de meest eerlijke en duurzame opties worden aangegeven. Zo gaat de standaard geleidelijk aan omhoog, en kan het stelsel van keurmerken en labels vereenvoudigd worden.

 

2. Hervorming van het financiële bestel

Een belangrijke factor in een Fair & Green Deal vormt de hervorming van het internationale geldstelsel. Van het huidige stelsel gaat een zelfstandige en nauwelijks beheersbare drang tot maximalisering van rendementen, financiële groei en geldschepping uit, los van overwegingen van duurzaamheid en rechtvaardigheid.

Voor hervorming van het financiële stelsel denken we aan:

 

A. Inbedding van geldstelsels in de reële economie

Geldcreatie is van huis uit een zaak van publiek belang, en behoort derhalve aan regels te worden gebonden die overeenstemmen met de liquiditeitsbehoeften van de reële economie. Zo kan een herstel optreden van de ‘oorspronkelijke’ functie van geld als betaalmiddel waardoor productie en consumptie worden vergemakkelijkt. De financiële markten blijven dan dienstbaar aan de reële economieën waarbinnen zij opereren.

Ook alternatieve, regionale of lokale geldstelsels verdienen aandacht.

 

B. Hervorming van het internationaal geldstelsel

Het internationale geldstelsel wordt herzien met als uitgangspunten duurzaamheid en solidariteit. Bijvoorbeeld:

• voor ontwikkelingslanden een uitbreiding van het systeem van speciale trekkingsrechten

(SDR’s[1]) via het IMF, uitsluitend gericht op groene en rechtvaardige ontwikkeling;

• een op het voorgaande geënte nieuwe mondiale reservevaluta. Daarmee komt een einde aan de eenzijdige en mondiale afhankelijkheid van de US dollar en van het door nationaal belang ingegeven monetaire beleid van de VS;

• op korte termijn maatregelen ter voorkoming van kapitaalvlucht vanuit het Zuiden naar het Noorden (niet alleen door belastingontwijking, maar ook in de vorm van schuldaflossingen en rentebetalingen, winstafvloeingen e.d.).

 

C. Een Fair & Green Bankenwijzer

Systemen van beoordeling worden ontwikkeld, vergelijkbaar met de Eerlijke Bankwijzer, die klanten van banken in staat stellen hun bank te beoordelen en zo nodig te verlaten als ze niet fair & green opereren.

 

3. Werkgelegenheid, inkomens- en investeringsbeleid

Bij elk voorstel voor aanpassing van het economisch beleid komt de — terechte — vraag op wat dit betekent voor werkgelegenheid en inkomens? Een Fair & Green Deal zoals beoogd, leidt niet zozeer tot vermindering van werkgelegenheid, maar eerder tot een verschuiving en misschien zelfs verruiming ervan. Met het oog op duurzaamheid en rechtvaardigheid zullen veranderingen in het inkomens- en investerings-beleid onvermijdelijk zijn. Bij dit alles denken we aan:

 

A. Een overgang naar ‘materie-arme’ werkgelegenheid

Dit houdt bijvoorbeeld in:

• een verschuiving van sectoren en producten met een zware materiële component (in productie en gebruik) naar sectoren en producten met een lage materiële component, zoals zorg en cultuur; daarbij ook aandacht voor regionale economie, die minder transport vergt;

• een eerlijker en evenwichtiger verdeling van betaald werk, onbetaalde zorgtaken en beschikbare vrije tijd;

• betere positionering van noodzakelijk werk als zorg, onderwijs e.d.;

• arbeid en technologie die leiden tot behoud en waar mogelijk uitbreiding van de in de wereld nog aanwezige milieugebruiksruimte — zoals de ontwikkeling van schone energiebronnen — krijgen voorrang;

• in plaats van het streven naar een flexibilisering van de arbeid ten bate van hogere economische rendementen, wat dikwijls ten koste van arbeidsrechten gaat, komt het streven naar een flexibilisering van de economie. Deze zal moeten worden gericht op aanpassing aan wat de arbeidende mens en het milieu kunnen verwerken.

 

B. Fair & Green Investeringsbeleid

Voor een Fair & Green Deal is het van belang dat investeringen primair gericht worden op:

• eerlijke verdeling en reductie van emissies zoals die van broeikasgassen;

• schone energie;

• vormen van productie en consumptie die efficiënt met energie en grondstoffen omgaan en mensenrechten in acht nemen. Denk hierbij aan hergebruik en recycling, fair trade en regionalisering van voedselproductie en energieopwekking, bij voorbeeld in samenwerking met Transition Towns.

Het gaat hier zowel om investeringen in landen als Nederland en België en in Europa, als investeringen in de verduurzaming van productie en consumptie in ontwikkelingslanden.

Daarnaast zijn investeringen van belang voor:

• het opvangen van de gevolgen van klimaatverandering, met name in landen en gebieden waar de zwaarste klappen vallen, dus in de ontwikkelingslanden. Het gaat daarbij om fysieke investeringen, zoals in bijvoorbeeld dijken, maar ook om sociale vangnetten voor arme en kwetsbare medeburgers.

 

C. Verantwoord nationaal inkomensbeleid

Bescherming van de koopkracht van de lagere inkomensgroepen staat voorop. Tegelijk is het zowel met het oog op duurzaamheid als uit het oogpunt van rechtvaardigheid wenselijk naar een vlakkere inkomensverdeling te streven.

Een sterk progressief belastingsysteem is daarbij een nuttig instrument.

 

4. Mondiale herverdeling en wereldhandel

In het voorgaande komen al maatregelen aan de orde die bijdragen aan meer mondiale rechtvaardigheid. Desondanks is daarnaast gerichte aandacht nodig voor mondiale herverdeling van welvaart. Ondersteuning daarvan met veranderingen op het gebied van de wereldhandel en internationale instituties is onontbeerlijk.

 

Dan denken wij onder andere aan:

A. Financiering van het recht op menswaardig bestaan in ontwikkelingslanden

Het recht op bestaanszekerheid is verankerd in de sociaaleconomische mensenrechten en vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Voor ruim twee miljard mensen in ontwikkelingslanden is die bestaanszekerheid echter niet gegarandeerd.

Zij verdienen daarvoor financiële ondersteuning, door rijken in eigen land, maar zeker ook door rijke landen. Het gaat hier in feite om een jarenlang opgebouwde sociale en ecologische schuld, die ontstaan is door de ‘omgekeerde ontwikkelingshulp’.

Hierdoor verdienen rijke landen veel meer aan de arme landen, veelal via nietduurzame

handel, dan aan hulp werd en wordt gegeven. Het gaat dan onder meer om de volgende punten:

• garantie van minimum voorwaarden voor een menswaardig bestaan: minimum inkomen, schoon drinkwater, basisgezondheidszorg, een voldoende voedselpakket, onderwijs en veiligheid en dergelijke;

• versterking van de civiele maatschappij (maatschappelijke organisaties);

• Terugkeer naar de realisatie van de internationaal aanvaarde norm van 0,7 % van het inkomen van de hogeinkomenslanden als noodzakelijke eerste stap;

• aanvullende financiering ter overbrugging van de grote achterstand in de bestaanszekerheid en opvang van de extra risico’s door de klimaatverandering;

• toegang tot krediet.

 

B. Beleid rond schulden van ontwikkelingslanden

In veel gevallen zal ontwikkeling in het Zuiden alleen van de grond komen als schulden  van ontwikkelingslanden grotendeels worden kwijtgescholden. Daarbij zijn de volgende voorwaarden van belang:

• kwijtschelding is alleen wenselijk als de bevolking van het begunstigde land er mee instemt;

• er is effectief beleid gericht op het voorkomen van nieuwe schulden en op de bestrijding van corruptie;

• er komt een gedragscode voor kredietverstrekkers en voor grote kredietnemers (bijvoorbeeld als het gaat om de omgang met notoir corrupte regimes).

 

C. Faire en groene wereldhandel

Bij faire en groene wereldhandel en het uitfaseren van oneerlijke en schadelijke handel

kan men denken aan:

• handel in fair en duurzaam geproduceerde goederen;

• versterken van ketenverantwoordelijkheid en transparantie van bedrijven op het niveau van productieketens; hierbij past aandacht voor gedragscodes en uitbreiding van het informatierecht;

• daar waar mogelijk bij voorkeur handel binnen regio’s;

• niet langer via handelsverdragen en andere middelen afdwingen van vrijhandel;

• tegenhouden en waar mogelijk terugdraaien van privatiseringen waar het gaat om publieke voorzieningen en common goods.

 

D. Internationale regelgeving en rechtsbescherming

Op het terrein van internationaal recht kunnen we denken aan:

• de ILO-normen voor arbeid en basismilieueisen als voorwaarden voor toelating van importen;

• extraterritoriale juridische afspraken met betrekking tot ketenverantwoordelijkheid;

• een Internationaal Gerechtshof voor vervolging van multinationals en andere bedrijven die het milieu vervuilen, een onevenredig gebruik maken van de natuurlijke hulpbronnen, en/of gebruik maken van kinderarbeid en andere vormen van uitbuiting;

• inzet van andere mechanismes voor klachten bij overtredingen van internationale regels en afspraken, waaronder regelingen van ketenaansprakelijkheid.

5. Bevolkingsbeleid

Bevolkingsdruk speelt een grote rol bij het schaarser worden van de ecologische ruimte van de aarde. Ook op dat gebied zou naar nieuwe beleidsmogelijkheden gezocht moeten worden. Daarbij moeten we uitgaan van de wetenschap dat armoedebestrijding en duurzame ontwikkeling de beste remedie zijn. Nadrukkelijk in het oog gehouden dient te worden dat beleid niet tegen belangen van vrouwen in dient te gaan en ook niet mag uitmonden in ‘blaming the poor’. Bovendien zal steeds beseft moeten worden dat de bevolking in de rijke landen verreweg de grootste ‘voetafdruk’ neerzet, de zwaarste druk legt op het milieu.

http://www.overpopulationawareness.org/netherlands/nl/home.html

 

6. Vredesbeleid en conflictbeheersing

Situaties van onduurzaamheid en onrechtvaardigheid leiden voortdurend tot gewapende conflicten. Omgekeerd frustreren deze conflicten vaak beleid gericht op ontwikkeling, duurzaamheid en rechtvaardigheid. Door de hier naar voren gebrachte voorstellen worden oorzaken van veel gewapende conflicten weggenomen. Daarnaast is ook een actieve en  creatieve inzet vereist op de terreinen van ontwapening, geweldloze conflictoplossing en regulering van de wapenhandel.

 

7. Welvaart en welzijn eerlijk meten

De huidige set van indicatoren voor het economisch beleid, waarin het Bruto Binnenlands Product (BBP) een belangrijke plaats inneemt, geeft geen goed beeld van de situatie waarin wij leven. Zo telt het BBP bijvoorbeeld de kosten van ongelukken, rampen, andere schades en ziektes als positieve bijdrage aan de economie. Daarom is die alleen voor bepaalde economische toepassingen geschikt. Voor het goed kunnen volgen van de

richting van duurzame ontwikkeling zijn ook andere vormen van meten nodig die mens en natuurwaarden voorop stellen, zoals het Duurzaam Nationaal Inkomen (DNI), de Index of Sustainable Economic Welfare (ISEW) en de mondiale Ecologische Voetafdruk.

Zowel op nationaal als lokaal niveau kunnen de nieuwe indicatoren dienen als instrument voor duurzaam beleid waarin welvaart in de brede zin wordt bekeken en meegewogen.

En verder . . .

 

Wij nodigen iedereen uit aanvullende voorstellen te doen.

Bovendien  moeten deze voorwaardenscheppende voorstellen worden ingevuld met praktische voorstellen op terreinen als energievoorziening en -gebruik, landbouw en voedselconsumptie, voorziening in onderwijs en zorg etcetera.


[1]Speciaal voor ontwikkelingslanden ontwikkelde mogelijkheden voor lenen van geld.